Adyuba.
Door: Koert1
Blijf op de hoogte en volg Koert
01 Maart 2011 | Nederland, Amstelveen
Het is vrijdagmiddag en op de kade langs de Marowijnerivier is het een drukte van belang. Tussen het Surinaamse Albina en Frans Guyaanse St. Laurent varen korjalen voorzien van grote buitenboordmotoren onophoudelijk op en neer. Op de kade staat een rij taxi’s en busjes te wachten op klandizie. ‘Ik heb nog 2 plaatsen’ roept een bejaarde chauffeur met een olijk gezicht. Hij waggelt moeizaam voor me uit, terwijl hij me naar de zijdeur van zijn gammele busje loodst dat me naar Paramaribo moet brengen. Aan alle kanten is het voertuig gedeukt en rood van het stof. De zijspiegel is met duct-tape provisorisch gerepareerd. In het busje hangen de luidsprekers los aan hun draadjes maar er komen nog vrolijk krakende latin-klanken uit. Veiligheidsgordels zijn er niet.
Ik deel de achterbank, die afgedekt is met oude kranten, met een wel zeer dikke vrouw die bijkans anderhalve zitplaats nodig heeft. De plek achter de schuifdeur wordt benut voor het transport van een grote kartonnen doos met een airco-unit. Ik bedenk me, dat wanneer er een ongeluk gebeurt, ik alleen een kansje maak op redding als ik me nog door het zijraampje naar buiten kan wringen. Valt het busje op zijn andere kant, dan zal ik onherroepelijk verpletterd worden onder het gewicht van mijn buurvrouw. De schuifdeur wordt dichtgeslagen en de achterklep met een touw vastgebonden.
Wanneer ik denk dat we vertrekken gaat de schuifdeur weer open voor nog een passagier, een meisje. Ze is klein en mollig en draagt een schooluniform. Ik schat haar op een jaar of negen. Ze reist kennelijk alleen. Wanneer ze zich tussen de passagiers door wringt om de halve plek tussen de vrouw en mij te bezetten kijk ik in een gaaf rond Creools gezichtje met grote onschuldige kijkers. Nu zijn alle zitplaatsen bezet en het busje zet zich in beweging en hobbelt Albina uit.
Ik heb trek en haal het broodje dat ik op de valreep nog heb kunnen kopen uit mijn rugzak. ‘Wil je een stukje’ vraag ik aan het meisje dat gretig ja knikt. Ik geef haar de helft en wanneer ik aan mijn helft begin heeft zij de hare al op. Zo, die had kennelijk honger!
Wanneer het busje de grote weg naar Paramaribo bereikt probeer ik een praatje met haar aan te knopen. ‘Hoe heet jij?’.’Adyuba antwoordt ze’ en schudt verlegen haar hoofd heen en weer. ‘Ik ben Koert’. ‘Ga je naar Paramaribo?’ Ze knikt bevestigend. ‘Ik ga in St. Laurent naar school’. ‘Oh, maar dan spreek je dus Frans?’ ‘Comment ca va?’ ‘Ca va bien’ zegt ze. ‘Ik spreek een beetje Frans’ ga ik verder in het Frans en wanneer ik tot tien tel: un, deux, trois, telt ze driftig met me mee. Dan vraagt ze me tot mijn verbazing hoe oud ik ben. ‘Het is niet netjes om dat aan een volwassene te vragen’ zeg ik lachend, en antwoord ‘Cinquante six’. ‘Hoe oud ben jij?’. ‘Dix’ antwoordt ze. ‘Bent u van de politie?’. Kennelijk associeert ze mijn blauwe overhemd en donkere broek met een politie-uniform. ‘Nee’ antwoord ik, ‘Ik ben civiel ingenieur en ook schoolmeester’. Weer schudt ze verlegen haar hoofd.
Adyuba zit op het randje van de achterbank en hangt met haar hoofd in haar armen tegen de stoel voor haar. Ze is kennelijk moe en kan haar houding niet vinden. Ik pak haar voorzichtig beet, maak nog wat extra plaats en nodig haar uit haar hoofd tegen mijn schouder te leggen, maar dat gaat haar kennelijk wat te ver. Even later zie ik haar tegen de dikke vrouw, die het allemaal wel goed vindt, in slaap vallen. Ik verbaas me er over dat Adyuba kan slapen. Door het slechte wegdek schudt het busje heen en weer en op en neer. Bij flinke hobbels kom ik los van de bank en moet ik uitkijken om niet met het bagagerek boven mij in conflict te komen. Van de schokbrekers wordt het uiterste gevergd. Op het ene moment ontwikkelt de chauffeur snelheden van boven de honderd, haalt langzame voorgangers in en blijft eindeloos op de verkeerde weghelft hangen. Op andere momenten moet hij inhouden en rijdt dan stapvoets om diepe kuilen en andere obstakels heen.
Bij Moengo stopt het busje om nog een passagier op te pikken waar eigenlijk geen plaats voor is. Adyuba moet tot mijn spijt haar plek naast me afstaan en neemt zonder morren plaats op de doos achter de schuifdeur. Wanneer ze toevallig in mijn richting kijkt zwaai ik naar haar. Ze zwaait spontaan terug met een oogverblindende lach op haar gezicht.
Het busje jakkert door en na een uur roeren de passagiers zich opeens. De chauffeur mindert vaart en parkeert het busje tegen de kant van de weg; kennelijk voor een sanitaire stop. De volwassenen verdwijnen in het struikgewas maar Adyuba hurkt zonder gêne naast de bus. Even later zijn we weer op weg.
Inmiddels is het donker geworden en de chauffeur rijdt onverminderd hard door. Ik sta versteld van mezelf dat ik geen last van mijn rug heb en niet kotsziek van het gehobbel ben. We naderen Paramaribo en ik vraag aan mijn buurman hoe lang we nog nodig hebben. Een kwartier, denkt hij. Maar na een halfuur wordt er pas gestopt; bij een drive-through. Eén van de passagiers heeft kennelijk honger en komt na lang wachten met een bak eten terug. Niemand die protesteert. Hierna gaat het stapvoets in de file de hoge brug over de Surinamerivier over en we bereiken Paramaribo. Het is vrijdagavond en veel mensen gaan in de stad stappen. De chauffeur begint een zigzagtocht dwars door de stad om zijn passagiers af te zetten. Wanneer Adyuba aan de beurt is komt ze naar me toe en geeft me beleefd een hand. ‘Au revoir en doe je best op school, hè!’ wens ik haar toe. Hierna verdwijnt ze in de menigte. Met al die Surinaamse tienermoedertjes in gedachten vraag ik me af hoe lang ze nog kind mag zijn.
Koert
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley